|
GEORG HASENKAMP
voor een kalender in HOMBERG schreef hij zijn levensverhaal,
Schiffer Hasenkamp und der Kirchturm von Delft
Zurzeit als noch die kleinen Lastkähne auf dem Rhein fuhren, wurden viele Kohlen von den Schiffern auf eigene Rechnung hauptsächlich nach Holland gefahren.
Sie kauften die Kohlen bei einer Zeche und versuchten nun die Ladung in Holland abzusetzen. Holland war jedoch bald mit Kohlen gesättigt.
Zu diesen Kohlekaufleuten zählte auch der Schiffer Hasenkamp aus Asberg. Er russte viele Städte und Ortschaften anlaufen, um seine Ladung zu löschen.
Das Wechseln ergab nicht nur viel Zeitverlust, sondern auch eine enorme Mehrausgabe an Hafengeldern. Mittellos traf er mit seinem Schiff in Homberg ein.
Bisher hatte er nur Kohlen von Rheinpreussen bezogen. Was lag näher, als den Direktor Pattberg von Rheinpreussen aufzusuchen und ihm dieses Missgeschick zu berichten.
Dieser bewilligte ihm eine Ladung auf Kredit. Die Ladung war bereits im Schiff, da wusste Hasenkamp noch nicht, welchen Hafen er in Holland anlaufen sollte.
Des Nachts träumte er alle holländischen Städte durch. Die Kirchtürme kamen und verschwanden vor seinem geistigen Auge.
Als nun der Kirchturm von Delft erschien,
ging dieser nicht weg wie die anderen. An nächsten Morgen erklärte er seiner Gattin: Wir bringen diese Kohle nach Delft.
In Delft wurde seine Ladung schnellstens abgenommen. In Kürze war das Schiff leer. Man gab Herrn Hasenkamp den Rat,
gleich wieder eine neue Ladung von Rheinpreussen zu holen. Bei seiner dritten Reise blieb Schiffer Hasenkamp zu Delft an Land und gründete dort eine Kohlenhandlung.
Später als Grossabnehmer, wurde er zu einer Generalversammlung von der Direktion in den Homberger Hof eingeladen. Alle wollten etwas über seinen Traum erfahren.
Hasenkamp erzählte ausführlich davon. Nach betroffenem Schweigen erhielt er donnernden Applaus.
In Delft liet hij in 1902 aan de Oostsingel 123 een huis bouwen, dat nu nog steeds bestaat en een nationaal monument is,
Monumentnummer: 10-0841
Beschrijving: Villa behorend tot oorspronkelijke singelbebouwing, gebouwd in 1902 in een sterk rationalistisch getinte, sobere Nieuwe Kunst-stijl.
Architect onbekend.
De villa ligt vlak buiten de singels van het oude stadscentrum van Delft en behoorde oorspronkelijk tot de karakteristieke singelbebouwing die geinitieerd werd
door vermogende particulieren. Van deze oorspronkelijke bebouwing is in de directe omgeving van het huis weinig bewaard gebleven.
Links van het pand (noordzijde) bevindt zich op de hoek van de Oostsingel en de Fabritiusstraat een portiekflat, aan de rechterzijde een blok rijtjeshuizen.
De villa is in 1902 gebouwd in opdracht van George Hasenkamp, de architect is onbekend. Het pand is ontworpen in de strakke, rationalistische variant van de Nieuwe Kunst,
met enige invloeden van de architectuur van Berlage. Van 1954 tot 1965 was het in gebruik als Meisjeshuis.
Bij een ingrijpende renovatie in 2005-2007 is het interieur in oude stijl teruggebracht en zijn er appartementen in de villa gerealiseerd.
Het huis staat op een ruim perceel en grenst aan de noordzijde aan een steeg en een parkeerterrein. Aan de overige zijden is het omgeven door een tuin
die wordt afgesloten door heggen, een tuinmuur en hekken. Aan de Oostsingelzijde wordt de tuin begrensd door historisch hekwerk van smeed- en gietijzer
op een borstwering. Het perceel grenst aan de achterzijde aan een plantsoen, ingesloten door de belendende bebouwing, maar toegankelijk vanaf de Oostsingel
via een voetpad rechts van de villa. De villa heeft een rechthoekige grondplan met in de voor- en achtergevel links risalerende geveldelen van enkele decimeters,
voor dieper dan achter. Het huis is een tweelaags gebouw, is deels onderkelderd en heeft een samengestelde kap, bestaande uit een omlopend schilddak met
voor en achter boven de risalerende geveldelen een wolfkap met piron. Aan de zuidwesthoek bevindt zich een overhoeks geplaatst torenachtige uitbouw waarvan
het muurwerk tot ruim een meter boven de dakvoet is doorgemetseld. Tegen de zuidelijke zijgevel staat een rechthoekige serre, 2008 gereconstrueerd gebaseerd
op de vormentaal van de oorspronkelijke serre. In de achtergevel een risalerend geveldeel, en een eenlaagse rechthoekige uitbouw die niet tot het oorspronkelijke
ontwerp behoort. De gevels zijn opgetrokken in rode, machinale bakstenen in kruisverband en hebben een horizontale geleding door banden van geglazuurde roodbruine
bakstenen ter hoogte van de vensterbanken. De gevels zijn voorzien van een plint van trasraamklinkers, aan de bovenzijde beeindigd door een waterslag van rode
profielstenen. Het muurwerk wordt aan de bovenzijde afgesloten met een rollaag van bruine geglazuurde bakstenen, waarboven een bakgoot op houten geprofileerde
gootklossen. In het metselwerk van alle gevels zijn ter hoogte van de verdieping en de zoldering geprofileerde smeedijzeren muurankers zichtbaar.
De vensters zijn voorzien van een natuurstenen vensterbank en een geprofileerde hardstenen latei, waarboven een segmentboog. Het dak is gedekt met oranjerode
geglazuurde tuiles du Nord. Het torentje heeft en schilddak bekleed met geglazuurde gebakken leien daktegels en heeft op de nok een smeedijzeren hekwerk met
lood bekleed, met twee pironnen. Het dak is aan alle zijden voorzien van één of twee dakkapellen met vensters met twee naar buiten draaiende ramen,
afgesloten door een licht hellend dak gedekt met oranje geglazuurde tuiles du Nord. De indeling van de dakkapellen dateert van na 1946.
De voorgevel bestaat uit twee vensterassen en heeft links een risalerend deel met wolfkap, waarin zich op de begane grond de entree bevindt.
Rechts hiervan zit in het terugspringend geveldeel een venster. De entree is samengesteld uit een zware houten paneeldeur met aan weerszijden twee staande vensters,
waarboven een luifel en bovenlicht. De deur is voorzien van een rond venster en van houtsnijwerk in de vorm van twee Ionische zuiltjes, waartussen een kroonlijst
die in een halve boog rondom het venster is geleid. Zowel de deur als beide zijlichten hebben een hardstenen dorpel of vensterbank.
Het metselwerk is in de dagkanten gebiljoend en voorzien van geprofileerde uiteinden, gehouwen in hardstenen blokken. Het geheel wordt aan de bovenzijde
gegrensd door een houten luifel, hangend aan twee gesmede ijzeren haken. Hierboven bevindt zich het drieruits bovenlicht (1x3) met geometrisch glas-in-lood,
omsloten door een geprofileerde hardstenen omlijsting. De entree wordt aan de bovenzijde bekroond door een segmentboog in het metselwerk.
Het venster rechts van de entree is een staand schuifvenster met drieruits bovenlicht (1x3). Op de verdieping bevindt zich in iedere travee een venster,
op dezelfde wijze uitgevoerd als het venster op de begane grond. Links in de geveltop van de wolfkap zit een rechthoekige variant op het engelenvenster,
bestaande uit drie vensters van elkaar gescheiden door gemetselde penanten. Het centrale venster bestaat uit een schuifraam met bovenlicht,
beide zijlichten zijn kleine staande vensters. Het geheel is voorzien van hardstenen vensterbanken en een geprofileerde hardstenen latei die een geknikte vorm
heeft omdat hij om de bovenzijden van de vensters wordt geleid. In het overhoekse torentje bevinden zich op de begane grond en op de verdieping staande
schuifvensters, aan de voorzijde breder en in de zijkanten smaller, met respectievelijk een drieruits bovenlicht (3x1) en een enkel bovenlicht.
In de top op de tweede verdieping is een liggend venster met twee naar buiten draaiende ramen. De zuidelijke zijgevel is nagenoeg blind, met uitzondering van de
serre op de begane grond en een venster op de verdieping. De opbouw van de zijgevel inclusief serre is gelijk aan de situatie zoals bekend van foto’s uit 1958.
De oorspronkelijke serre is echter afgebrand en de huidige serre is in 2008 herbouwd volgens oude vormen. Zij bevindt zich rechts in de gevel en bestaat uit
een eenvoudig geprofileerd houten stijl- en regelwerk, gevuld met glas. Het onderste deel van de serre is gesloten met diagonaal geplaatste plankjes in een
visgraatpatroon. Het geheel is gebouwd op een gemetselde plint en wordt afgesloten door een zinken roevendak Rechts op de verdieping bevindt zich een schuifvenster
met drieruits bovenlicht, op dezelfde wijze uitgevoerd als de vensters in de voorgevel. Het geveloppervlak van de noordelijke zijgevel heeft een speelse
vensterindeling die het verloop van het achtergelegen trappenhuis lijkt te volgen. Zowel op de begane grond als op de verdieping zijn trapsgewijs in een schuine lijn
staande vensters van verschillende grootte aangebracht. Zij zijn voorzien van diefijzers (onder) of figuratief glas-in-lood (boven). Drie vensters links in de gevel,
evenals enkele kelderramen met diefijzers zijn dichtgemetseld. De achtergevel bestaat uit twee vensterassen en heeft rechts een risalerend deel met wolfkap,
waarvoor op de begane grond recent een eenlaags aanbouw is geplaatst, links hiervan zit in het terugspringend geveldeel een venster.
Op de eerste verdieping bevinden zich twee schuifvensters, met enkel of drieruits bovenlicht, in de geveltop onder de wolfkap is een kleiner staand raam.
|